Ben jij een taalbewuste docent?

Geef jij taalontwikkelend les?

Doe de test!

Doorloop de 15 meerkeuzevragen en klik op het antwoord dat het dichtste aanleunt bij jouw stijl van lesgeven.

In mijn lessen en hoorcolleges leg ik de link naar het beroep en het latere werkleven.

1/15

Wie komt in mijn lessen en hoorcolleges aan het woord?

2/15

In mijn syllabus staan er schema’s en afbeeldingen.

3/15

Ik vermijd in mijn les om te moeilijke, academische woorden te gebruiken.

4/15

Ik gebruik tijdens mijn hoorcolleges en practica het bord om schema’s te maken en begrippen te noteren.

5/15

Ik heb mijn syllabus laten nalezen door collega’s op duidelijkheid en correctheid.

6/15

Ik bevestig tijdens de les de studenten positief als ze spreken of schrijven. “Goed gezegd.” “Mooi geformuleerd.”

7/15

Als ik een opdracht geef, staan alle beoordelingscriteria, ook de taaleisen, erbij vermeld.

8/15

Tijdens mijn lessen corrigeer ik antwoorden en taaluitingen van studenten.

9/15

Als studenten een schrijfopdracht maken, geef ik feedback op hun taal.

10/15

Als ik studenten een schrijfopdracht geef (bv. stage- of reflectieverslag, bachelorproef), krijgen ze goedgekozen voorbeeldteksten.

11/15

Als studenten tijdens de les iets moeten lezen, geef ik hen daarbij aanwijzingen hoe ze een tekst het best lezen.

12/15

Taal is een agendapunt op de opleidingsvergadering, het teamoverleg, de vakgroepraad.

13/15

In mijn cursus staat een woordenlijst met vaktermen en /of moeilijke woorden.

14/15

Ik leg in mijn lessen links met de actualiteit.

15/15

Op volgende puntjes scoor je zeer goed:

Op volgende puntjes kan je jezelf nog verbeteren:

1. In mijn lessen en hoorcolleges leg ik de link naar het beroep en het latere werkleven.

2. Wie komt in mijn lessen en hoorcolleges aan het woord?

3. In mijn syllabus staan er schema’s en afbeeldingen.

4. Ik vermijd in mijn les om te moeilijke, academische woorden te gebruiken.

5. Ik gebruik tijdens mijn hoorcolleges en practica het bord om schema’s te maken en begrippen te noteren.

.

6. Ik heb mijn syllabus laten nalezen door collega’s op duidelijkheid en correctheid.

7. Ik bevestig tijdens de les de studenten positief als ze spreken of schrijven. “Goed gezegd.” “Mooi geformuleerd.”

8. Als ik een opdracht geef, staan alle beoordelingscriteria, ook de taaleisen, erbij vermeld.

9. Tijdens mijn lessen corrigeer ik antwoorden en taaluitingen van studenten.

10. Als studenten een schrijfopdracht maken, geef ik feedback op hun taal.

11. Als ik studenten een schrijfopdracht geef (bv. stage- of reflectieverslag, bachelorproef), krijgen ze enkele goedgekozen voorbeeldteksten.

12. Als studenten tijdens de les iets moeten lezen, geef ik hen daarbij aanwijzingen hoe ze een tekst het best lezen. Bijvoorbeeld: “Eerst titels en subtitels lezen, kernwoorden onderstrepen, niet te veel fluo gebruiken…”

13. Taal is een agendapunt op de opleidingsvergadering, het teamoverleg, de vakgroepraad.

14. In mijn cursus staat een woordenlijst met vaktermen en /of moeilijke woorden.

15. Ik leg in mijn lessen links met de actualiteit.