T4.4.1 Materiaal en organisatie

Beginsituatie

Laat de kinderen de situatie in de prentenreeks eerst ervaren vooraleer je daarover prenten laat rangschikken.  Let er wel op dat de kinderen eenzelfde ervaring hebben beleefd.

Voorbeeld 1
Een prentenreeks handelt over de juf en de kinderen die samen op de wip spelen.  De kinderen zijn al eens naar de speeltuin geweest en hebben al meermaals een ervaringssituatie LV met vijf prenten gekregen.  Op alle prenten zijn de juf en drie kinderen (X, Y, Z) te zien.  De reeks bestaat uit volgende prenten:

  • X kruipt op de wip;
  • Y zet zich voor X op de wip;
  • Z zet zich achter X op de wip;
  • de juf kruipt langs de andere kant op de wip;
  • de juf en de drie kinderen zitten samen op de wip.

Deze ervaringssituatie vraagt om te mislukken als de kinderen op de wip nog niet de ervaring hadden dat er langs de andere kant een veel zwaarder iemand (of meer kinderen) zat(en).

Voorbeeld 2
De kinderen zijn op bezoek geweest bij de “warme bakker”. Zij hebben daar gezien en gehoord hoe m.b.v. machines het deeg gemaakt wordt en het brood gebakken wordt.
Als verwerking biedt je volgende prentenreeks aan:

  • de bakker maakt het deeg (met de hand);
  • de bakker kneedt het deeg (met de hand);
  • de bakker legt het deeg in bakvormen;
  • de bakker steekt de volle bakvormen in de oven;
  • de bakker ziet de broden bakken in de oven;
  • de bakker haalt de broden uit de oven;
  • de bakken zet de gebakken broden op rekken.

Deze prentenreeks komt niet overeen met de ervaringen van de kleuters.  Om een mislukking te vermijden kan je hier twee kanten uit:

  • tijdens het bezoek aan de bakker neem je foto’s die je dan (vergroot) gebruikt als prentenreeks;
  • tijdens een praktische activiteit bak je samen met de kleuters brood op ambachtelijke wijze.

Materiaal

Hier bestaat het materiaal uit een aantal prenten.
Op elke prent is een duidelijke handeling te zien.  De prenten moeten leuk zijn, maar overbodige details worden weggelaten.  De bedoeling is dat er bij elke prent een ‘kernzin’ kan gevormd worden.  Deze kernzin moet ‘kort’ zijn en verwijzen naar de ‘hoofdgebeurtenis’ (= handeling) die op de prent te zien is.

Alle prenten worden in dezelfde richting gebruikt en zijn even groot.

De ganse prentenreeks moet ergens kunnen staan of hangen.  Let er wel op dat de kleuters zelf de prenten kunnen manipuleren.
Het is handig als de ‘verkeerde’ reeks en de ‘chronologisch’ juiste reeks op verschillende plaatsen kunnen opgebouwd worden.  Soms lukt dit niet door plaatsgebrek.