R4.4 Schematische ruimtelijke situaties

Algemene omschrijving
De objecten die hier gebruikt worden hebben een “schematische” functie.
Het gaat hier wel om concrete voorwerpen of figuren, die echter in de gecreëerde situatie geen enkele concrete betekenis hebben.  Binnen het geheel bekeken zijn alleen hun vorm, grootte, kleur, … belangrijk.

Schematisch” is in deze context echter geen synoniem van “tekenen”.  Het wordt hier ruimer gebruikt.  Datgene wat je gebruikt bij een schematische ruimtelijke situatie heeft op dat moment niet de ware betekenis van wat het eigenlijk is, het wordt alleen gebruikt om iets anders voor te stellen.

 

Gebruik
Denk maar eens aan het “plan van de kleuterklas” dat jullie bij elke stage moeten maken.  Om duidelijk te maken wat er allemaal in de klas aanwezig is heb je “iets” nodig.  Meestal gebruik je daarvoor lijnen, figuren, stippen, kleuren, …  Als je dat plan bekijkt dan bekijk je die lijn niet als een “meetkundige” figuur, maar als de voorstelling van een voorwerp dat in de klas aanwezig is.  Dat voorwerp wordt ‘geschematiseerd” door iets anders.
Telkens de kleuters iets maken met bouwblokken, ringen, stokjes, elastieken, mozaïekfiguren, geometrische figuren (tangram), … komen zij in contact met schematische ruimtelijke situaties.
Naast het creatief werken van de kleuter zelf (zeker niet verwaarlozen!), komen schematische ruimtelijke situaties veel voor bij transformatiespelen.
Denk maar eens aan de “modellen” die je kleuters aanbiedt om te bouwen, om ringen in elkaar te steken, om oorstokjes te leggen, om elastiekjes op het spijkerplankje te bevestigen.

Wanneer de kleuters zelf iets maken met die voorwerpen dan zijn zij echt creatief bezig.  Op het moment dat zij iets maken met oorstokjes dan zijn dat geen oorstokjes meer maar dingen die nodig zijn om iets te maken.

Als je de nadruk legt op het “creatieve” dan mag je dit zeker niet afbreken door telkens de aandacht te vestigen op “wat zich waar” bevindt.
Als je de nadruk legt op het “denken” dan zal je zeker aandacht besteden aan “wat zich waar” bevindt.  Dit kan je doen door:

  • de kleuters te zeggen wat zij waar moeten gebruiken,
  • de kleuters modellen aan te bieden die zij precies moeten namaken;
  • de kleuter te laten verwoorden wat hij waar gebruikt.

 

Voorbeeld
De volgende afbeelding illustreert hoe ruimtelijke begrippen ingeoefend worden bij een schematische ruimtelijke situatie.