MK1.4 Spiegelingen

In de ruimte kan men spiegelen t.o.v. een vlak, het “spiegelvlak”, of t.o.v. een rechte, de “spiegelas”.

Voor een figuur A en haar “spiegelbeeld” B geldt steeds:

  • zij kunnen elkaar volledig bedekken;
  • zij bevinden zich even ver van het spiegelvlak of de spiegelas;
  • zij bevinden zich op dezelfde plaats t.o.v. het spiegelvlak of de spiegelas;
  • zij zijn tegengesteld georiënteerd.

 

Figuren waarvan het spiegelbeeld samenvalt met de oorspronkelijke noemt men “symmetrische figuren”.
Symmetrische (ruimte)figuren, die geen vlakke figuur zijn, hebben een “symmetrievlak”. Als men deze figuren doormidden snijdt (volgens het spiegelvlak) krijgt men twee dezelfde helften die tegengesteld georiënteerd zijn.
Bij vlakke figuren spreekt men van een “symmetrieas”.