Ruimte

Ruimte komt terug in verschillende leergebieden, maar in dit hoofdstuk focussen we vooral op:

Leergebied ‘Wiskundige initiatie’ – Domein ‘Ruimte’
3.1 De kleuters kunnen handelend, in concrete situaties de begrippen ‘in, op, boven, onder, naast, voor, achter, eerste, laatste, tussen, schuin, op elkaar, ver weg, dicht bij, binnen, buiten, omhoog en omlaag’ in hun juiste betekenis gebruiken.
3.2 De kleuters kunnen in een concrete situatie oplossingen vinden voor een ruimtelijk probleem.
3.3 De kleuters kunnen vanuit een patroon een rij of een reeks dingen verder zetten.
3.4 De kleuters kunnen vanuit een patroon een rij of een reeks dingen verder zetten. In het patroon kunnen aantallen (beperkt tot vijf) en/of kwalitatieve kenmerken (beperkt tot twee) gemeenschappelijke) voorkomen.

Leergebied ‘Wiskundige initiatie’ – Domein ‘Meten’
2.1 De kleuters kunnen handelend en verwoordend twee dingen vergelijken wat betreft hun kwalitatieve eigenschap.

Leergebied ‘Wereldoriëntatie’ – Domein ‘Ruimte’
6.2 De kleuters kunnen inschatten hoeveel ruimte hun eigen lichaam inneemt.
6.6 De kleuters kunnen voorstellingen van vertrouwde plaatsen en voorwerpen herkennen.

Leergebied ‘Wereldoriëntatie’ – Domein ‘Ruimtebeleving’
6.9 De kleuters kunnen een ruimte inrichten in functie van hun spel.
6.10 De kleuters kunnen mits aanwijzingen orde brengen in een beperkte ruimte.

Leergebied ‘Nederlands’ – Domein ‘Spreken’
2.5 De kleuters kunnen iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of een specifieke eigenschap.

 

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming (2010).  Ontwikkelingsdoelen en eindtermen voor het gewoon basisonderwijs. Brussel: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.