Kijken we naar de ruimteaspecten, dan kunnen we de ruimtebegrippen in drie groepen indelen.
Positie
De positie geeft de plaatsbepaling aan van de objecten in de ruimte.
Begrippen: op, in, boven, naast, tussen, voor, achter, links, rechts, opzij, …
Richting
De richting geeft de beweging aan in de ruimte of het gericht zijn op iets.
Begrippen: rechtdoor, schuin, achteruit, zigzag, langs, rond, tot, voorbij, …
Afstand
De afstand geeft de positie van objecten t.o.v. elkaar preciezer weer.
Begrippen: ver, dicht, hoog, laag, kortbij, …
Merk op: alle ruimtebegrippen zijn wel relatieve begrippen. Ze krijgen pas invulling als ze ten opzichte van iets gezien worden (in relatie tot iets anders).