R4.3.1 Werkelijke ruimte

Eigenlijk gaat het hier om de werkelijkheid in het dagelijkse leven.  De voorwerpen die zich rondom de kleuter bevinden worden in hun onderlinge relaties bekeken, los van de kleuter.  Deze situaties zullen ook veelvuldig aan bod komen tijdens wandelingen, uitstappen, spelen, …  In sommige gevallen is een meer geleide aanpak nodig.  De nadruk wordt dan gelegd op een meer correcte plaats-, richting- of afstandsaanduiding.

  • Hang je jas aan de kapstok.
  • De koeken en het fruit liggen in de mand.
  • De rode bal ligt verder van de kegel dan de gele bal.
  • Sofie loopt voorbij de bank.

Een echt gestructureerde activiteit zal meestal niet nodig zijn.  Het is echter wel belangrijk dat de kleuters steeds uitgenodigd worden om bestaande situaties correct en gedetailleerd te verwoorden (rekening houdend met hun leeftijd).

Veel kleuters hebben bijvoorbeeld moeite met het verplaatsen van een pion op een parcours (ganzenbord).  Zij kunnen het gegooide aantal aflezen, hebben duidelijk besef van het gegooide aantal doch tellen het vakje waarop hun pion staat mee (als eerste vakje) bij het verplaatsen.  Voortdurend herhalen is één aanpak om het probleem op te lossen, terugkeren naar ruimtelijke oriëntatie is een andere.  Zo kan je (bijvoorbeeld) een parcours met vakken op de grond aanbrengen en de kleuters daarop laten vooruitgaan.