T5.3 Tijdstip bepalen

Algemeen

Voor het bepalen van een tijdstip maakt men enerzijds gebruik van kalenders en anderzijds van de klok.

Bij kalenders gebruikt men dagkalenders, weekkalenders, maandkalenders, jaarkalenders die eventueel (liefst zelfs) gecombineerd kunnen worden met weerkalender, takenbord, …  Men kan een kalender ook gebruiken als aftelkalender, naar een belangrijke gebeurtenis toe.

Bij het gebruik van kalenders zijn we geen voorstander van het aflezen van data door kleuters.  De data mogen wel vermeld worden, doch het mag geen training worden.

Bij het gebruik van de klok doet men evenmin aan kloklezen.  Je kan wel op vaste tijdstippen het uur correct aflezen.  Na verloop van tijd zullen de kleuters dit tijdstip herkennen op de klok en kunnen bepalen.  Dit wil echter niet zeggen dat zij kunnen kloklezen.

 

  • Dagkalender

Een dagkalender (soms ook daglijn genoemd) geeft een overzicht van datgene wat er gebeurt gedurende de dag.  Naargelang de leeftijd van de kleuters zal de detaillering aangepast zijn: hoe ouder de kleuters hoe gedetailleerder.

Zeker bij oudere kleuters zal men bij de daglijn ook ruimte voorzien voor de nacht.  Dit nachtgedeelte hoeft niet evenredig te zijn met het daggedeelte, maar het mag niet ontbreken bij een goede dagkalender.

Het daggedeelte geeft aan wat er op school gebeurt.  Elke gebeurtenis wordt door een herkenbaar pictogram weergegeven.  De vaste gebeurtenissen kunnen onveranderlijk aangebracht zijn op de kalender, de wisselende gebeurtenissen worden best voorgesteld op verwisselbare kaarten (velcro).  Bij de introductie van de daglijn zal vanzelfsprekend aandacht besteed worden aan de betekenis van de pictogrammen.

Zeer belangrijk is bovendien dat men een systeem gebruikt waardoor het duidelijk is op welk moment men zich telkens bevindt.  Dit moet dan ook telkens effectief gebruikt worden.

De opeenvolging van dag en nacht verloopt cyclisch, dit kan men uitwerken door gebruik te maken van een schijf.  De schijf wordt onderverdeeld in een aantal cirkelsectoren.  Daglijn is dan niet meer de meest ideale term.

Er bestaan ook dagkalenders in 3D waarbij concrete materialen aangeven wat er moet gebeuren.

 

  • Weekkalender

Een weekkalender geeft de opeenvolgende dagen van de week weer.  Een goede weekkalender geeft ook het weekend weer.

Belangrijk is dat de kleuters een houvast hebben om elke dag te benoemen.  Dikwijls maakt men gebruik van kleuren of beginrijm.  Wanneer men de dagen correct wil benoemen, moeten de kleuters nog een associatie maken ( de rode dag is maandag) wat het geheel bemoeilijkt bij kleurgebruik.

Bij een goede weekkalender moet ook een systeem gebruikt worden om aan te duiden wanneer de kleuters niet op school zijn.

Om het moment van de week aan te duiden en het cyclisch zijn van opeenvolgende weken gelden dezelfde tips als bij een dagkalender.

 

  • Maandkalender

Een maandkalender geeft een overzicht van alle dagen in een maand.

Bij het gebruik van een maandkalender is het wel belangrijk dat elke voorbije dag van de maand doorstreept wordt.  Wanneer belangrijke gebeurtenissen omcirkeld worden, dan kan een maandkalender eveneens dienst doen als aftelkalender.

Op sommige maandkalenders is voor het weekend (twee dagen) slechts één vak voorzien met twee data in.  Gebruik dit soort kalenders liever niet.

 

  •  Jaarkalender

Een jaarkalender geeft een overzicht van alle dagen en maanden van het jaar.
Voor het gebruik gelden dezelfde tips als bij maand- en dagkalender.

Bij een jaarkalender kan men ook de seizoenen aanduiden.

Een scheurkalender is eigenlijk ook een (niet overzichtelijke) jaarkalender.  Kies bij voorkeur een scheurkalender waar de twee dagen van het weekend een afzonderlijk blad hebben.

Nogmaals benadrukken dat we liever kleuter geen datum laten aflezen van deze kalender.  We zien vaak foute manieren om het af te lezen, zoals b.v. ‘een 2 en een 1, dus is het 21’.  Het is 20 en 1.  Daarenboven kan in diezelfde redenering het ook 12 zijn.  Wanneer in de lagere school eenheden en tientallen worden aangebracht, sta je beter niet die leerkracht in zijn of haar schoenen!  Iets afleren wat maanden (misschien jaren) dagelijks werd ingedrild, is quasi onmogelijk.

 

  • Gebruik van de klok

Hier maakt men gebruik van een echte (lopende) klok en een namaakklok.

Op het namaakuurwerk wordt een bepaald tijdstip aangeduid om het begin van een bepaalde gebeurtenis weer te geven.  De kleuters vergelijken het tijdstip van de echte klok met het tijdstip van de namaakklok.  Uiteindelijk geeft dit een rustgevend effect, zij zien het tijdstip naderen.

Let wel, het is nog niet de bedoeling dat kleuters de klok kunnen lezen.  Je mag uiteraard benoemen hoe laat het is zodat ze kunnen observeren waarvoor het gebruikt wordt.

Als kleuters cijfers kunnen lezen, kan je eventueel alleen de eerste klok gebruiken en differentiëren met opdrachten zoals  “als de grote wijzer op 12 staat, is het speeltijd”.
Ook mogelijk zonder cijfers: “als de grote wijzer helemaal naar omhoog wijst”.

 

Opmerking:  Ook met de dag-, week-, maand- of jaarkalender kan je werken rond tijdsvolgorde.  Ook hier kan je kinderen attent maken op een opeenvolging in de tijd.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren