G1.7 Getalbegrip

Vooreerst is het nuttig om te vermelden dat getalbegrip niet verworven kan worden zonder hoeveelheidsbegrip.  Op het moment dat een kleuter begrijpt dat een hoeveelheid objecten worden aangeduid met een cijfer, weet hij nog niet automatisch wat dit cijfer werkelijk betekent. Hij weet wel dat er een aantal objecten liggen, maar het getal (de waarde) dat de objecten voorstelt begrijpen ze nog niet.

Op een tafel liggen 10 latten en 9 gommen. Een kleuter die hoeveelheidsbegrip heeft, beseft dat er een aantal latten en gommen liggen, maar begrijpt de precieze betekenis van 10 en 9 nog niet.

Pas als een kleuter ten volle het getal begrijpt, kan je spreken van het verworven zijn van het getalbegrip.  De kleuter beseft (na resultatief tellen) dat een getal de hoeveelheid aanduidt van een groep objecten (kardinatie) én legt de link met de telrij (ordinatie).

Als een kind 4 kippen ziet en hij als 4 kippen kan benoemen, dan heeft de kleuter hoeveelheidsbegrip.
Als die kleuter begrijpt dat die 4 deel uit maakt van de getalrij en beseft dat 4 kippen meer kippen zijn dan 3 kippen of minder kippen zijn dan 5 kippen, dan heeft hij getalbegrip.

Een kleuter die getalbegrip nog niet verworven heeft, zal problemen ondervinden bij aanvankelijk rekenen en rekenhandelingen in de lagere school.

We gebruiken in de praktijk de leeftijd+1-regel (die verre van wetenschappelijk onderbouwd is, maar uit ervaring wel makkelijk werkbaar blijkt te zijn).  De verwachting is dat kleuters van vijf jaar getalbegrip tot 6 zouden moeten hebben.  Een driejarige dus getalbegrip tot 4.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *