MR7.1 Lengte

Je laat kinderen elk om beurt zo dicht mogelijk een balletje rollen bij een paaltje (zoals bij petanque).  Je wilt weten wie er het dichtst bij zit.

Mogelijkheden in fase 1:

  • Je neemt een touwtje en knipt telkens de juiste lengtes af.  Je markeert met een strikje of gekleurde stift van welke bal het touwtje was.
    Je vergelijkt de stukjes touw naast elkaar.  Het kortste touwtje zit er het dichtste bij.
  • Je neemt een touwtje.  Markeert op het touwtje telkens de verschillende afstanden.  De markering die het dichtst bij het beginpunt van het touw is, duidt de bal aan die het dichtst bij het paaltje lag.

Fase 3: kies een maateenheid (b.v. tandenstokers of lucifers) en meet hoeveel keer deze maat in de afstand kan (b.v. 5 lucifers versus 4 lucifers).  De bal met het laagste aantal van de maateenheid ligt het dichtst bij het paaltje.

Fase 4:  als je hetzelfde aantal maateenheden met een kleinere restafstand uitkomt (b.v. 5 lucifers en een beetje versus 5 lucifers en een beetje), kan je nog een kleinere maat gebruiken om de restafstand nauwkeurig te meten.
B.v. 5 lucifers en 3 paperclips versus 5 lucifers en 5 paperclips.
Merk op: je kan ook met een touwtje zoals in fase 1 de restafstand vergelijken, maar dan zit je niet in fase 4.

Fase 5 + 6: je meet exact met een lint- of rolmeter (8 cm versus 10 cm).