In de kleuterklas wordt een geschreven getal in principe niet aangebracht (zie leerplannen). Men gebruikt getalbeelden die evolueren van een aantal concrete afbeeldingen/figuren tot ‘abstractere’ bollen. De drie meest voorkomende getalbeelden zijn:
-
Op een lijn
De bollen worden naast of onder elkaar geplaatst (de makkelijkste gradatie in ordening), maar is onoverzichtelijk bij grotere aantallen.
Dit getalbeeld wordt vooral gebruikt bij jongere kleuters. -
Dominobeeld
Dit getalbeeld kent iedereen vanop dobbelstenen en wordt frequent gebruikt in de kleuterklas. Nadeel is dat het beeld slechts tot zes kan gebruikt worden. Vanaf zeven heeft men twee dominobeelden nodig.
-
Kwadraatbeeld
De aantallen worden per vier gegroepeerd en is een voorbereiding op het werken met de rekendoos.
Naast deze voorbeelden is er bijvoorbeeld ook nog het vijfbeeld (rekenrek) en het rekenmannetje. De keuze voor een getalbeeld wordt gelinkt aan de groepeermethodiek die men vanaf het eerste leerjaar aanbrengt. Het is de bedoeling dat kinderen sneller leren rekenen en dus grotere sprongen ineens leert maken (per vier, per vijf, …). Volgens Van Keymeulen (2010) is er nog altijd heel wat discussie tussen didactici welk getalbeeld het beste is.
Voor de latere rekenontwikkeling is het van belang om in je klas een variëteit van getalbeelden aan te brengen. Een sterke fixatie op één soort getalbeeld (b.v. dominobeeld ‘vijf’) leidt er toe dat kinderen een specifieke hoeveelheid enkel snel zullen herkennen bij dat ene beeld. Nochtans kan vijf op vele verschillende manieren geordend worden. Hoe meer vormen je aanbiedt, hoe sneller kinderen vijf in verschillende situaties zullen herkennen zonder te tellen.
We raden wel aan om bij dezelfde activiteit in de klas hetzelfde getalbeeld te gebruiken: b.v. dominobeeld bij gezelschapsspelletjes, een foto van een aantal kindjes op een rij voor het aantal plaatsen in de hoeken, … Te veel variatie kan tot verwarring leiden.