G1.6.4 Bijkomende gradaties

1. Door het soort materiaal

Gelijksoortig materiaal is makkelijker te tellen dan ongelijksoortig materiaal.  Hoe meer de voorwerpen in grootte of soort verschillen, hoe moeilijker het tellen wordt.

2.  Door ordening van het materiaal

boekenhoopPersonen of voorwerpen die op een rij (naast, achter of op elkaar) staan, zijn makkelijker te tellen.  Er is een duidelijk begin- en eindpunt.  We raden aan om niet altijd van links naar rechts te tellen (leesrichting), maar ook van rechts naar links.  Denk b.v. aan kinderen op een rij, stoelen op elkaar, auto’s achter elkaar aan een verkeerslicht.

potlodenPersonen of voorwerpen die in een kring of cirkel staan, zijn een stukje moeilijker te tellen.  Kinderen durven al eens blijven tellen.  Het beginpunt kan dan best visueel duidelijk worden gemaakt.  Als je de kinderen in de onthaalkring zou tellen, kan je b.v. het beginpunt een muts of sjaal aandoen zodat de tellende kleuter op tijd stopt met tellen.  Bij de potloden op de foto kan je 1 vinger legger op het startpotlood en dan zo rond gaan met tellen.

blokkenPersonen of voorwerpen die door elkaar staan, zijn het moeilijkst te tellen voor kleuters.  Dat lukt nog vaak bij kleine aantallen, maar bij grote aantallen worden er voorwerpen vaak dubbel geteld of overgeslaan.  Je kan dan best het materiaal anders rangschikken waardoor het tellen makkelijker wordt.

3.  Door beweging van het materiaal

Als je materiaal moet tellen dat in beweging is, dan wordt het een heel stuk moeilijker.

Probeer maar eens vogels te tellen op de speelplaats of het voederplankje.

Of ken je deze al?

 

Bewaren

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *