T4.4.3 Verloop

Waarnemen en bespreken van het materiaal
De prenten worden één per één aangeboden in een foutieve volgorde.  Opgelet!  Tussen de eerste twee aangeboden prenten moet een duidelijk waarneembare chronologische fout zitten.

Stel dat je een reeks hebt van 5 prenten (nummer ze nu even van 1 tot en met 5 -wat je nooit met kinderen doet): 1-2-3-4-5.
Een chronologische fout is een fout in de tijd, dus je kan bijvoorbeeld de reeks aanbieden als: 5-1-3-4-2 of 3-2-4-5-1.  Bij de eerste twee prenten klopt de opeenvolging in de tijd duidelijk niet.  Let op: bij 2-4-1-5-3 staan de prenten ook door elkaar maar bij de eerste twee prenten klopt de opeenvolging in de tijd (prent 4 komt na prent 2 in de tijd).  De kleuters zullen geen fout bemerken.  Ga dus altijd voor een chronologische fout bij de eerste twee prenten.

Bij elke prent mogen de kleuters eerst vrij reageren.
Daarna stelt de leid(st)er doelgerichte waarnemingsvragen om te komen tot de kernzin (indien mogelijk komt die zoveel mogelijk van de kleuters uit). Per prent worden er maximaal drie vragen gesteld. De kernzin moet een antwoord zijn op de laatste vraag.
Pas daarna wordt de prent neergezet (op een stoel, tegen een bord, …) of opgehangen.
Als alle prenten besproken zijn, kan er aan de kleuters gevraagd worden waarover de reeks gaat.

Voorbeeld:

Juiste volgorde (1-2-3-4):

Foute volgorde (4-3-2-1):

Vragen en kernzin prent 1:

  1. Wat heeft Pieter in zijn handen?
  2. Wie zit er op de grond?
  3. Wat doet Pieter?

    => Pieter gooit zaadjes op de grond voor het vogeltje

Vragen en kernzin prent 2:

  1. Wie komt daar aangelopen?
  2. Wat doet die poes?
  3. Wat doet het vogeltje?

=> De vogel vliegt weg van de poes

 

 

Aanbrengen van de chronologische volgorde
Dit gedeelte bestaat uit twee onderdelen.

  1. Ontdekken van de foutieve volgorde
    De kleuters worden uitgenodigd om de prentenreeks, zoals die er staat, te overlopen.
    Oudere kleuters zullen waarschijnlijk zelf ontdekken dat er iets niet klopt.  Indien dit niet spontaan gebeurt (of bij jonge kleuters) stelt de KL vragen i.v.m. de volgorde.  Nooit:  “Staat alles juist?”, wel verwijzen naar eigen ervaringen en logische verbanden die er bestaan tussen de prenten.

  2. Chronologisch rangschikken
    De KL begeleidt de kleuters door het stellen van waarnemings-, denk- en doevragen i.v.m. de volgorde van de gebeurtenissen op de prenten.  De intensiviteit van de begeleiding hangt af van de leeftijd en de beginsituatie van de kleuters.
    De kleuters plaatsen de prenten, zoveel mogelijk zelfstandig, in de goede volgorde (volgens de leesrichting).

    Dit kan gebeuren op verschillende manieren:
  • men begint bij de eerste prent, daarna zoekt men de tweede, dan komt de derde aan de beurt, …;
  • men begint met een willekeurige prent (ergens middenin), een andere prent wordt juist geplaatst t.o.v. die eerste (niet noodzakelijk er juist voor of achter), een volgende prent wordt erbij gebracht en juist geplaatst (voor, achter of tussen de prenten die er al staan);
  • men begint met de laatste prent en zoekt alle voorgaande (in de omgekeerde volgorde dus);
  • men begint met een willekeurige prent (ergens middenin), daarna zoekt men alle voorgaande prenten (tot het begin), uiteindelijk zoekt men alle volgende prenten (tot het einde).

 

Inoefenen van de chronologische volgorde
Dit kan als volgt gebeuren:

  • terwijl de kleuters niet kijken, één of meer prenten wegnemen (al of niet een opening latend) of omdraaien;
  • terwijl de kleuters niet kijken, een aantal prenten onderling van plaats verwisselen;

In beide (bovenstaande) gevallen proberen de kleuters te ontdekken wat er veranderd is.  Bovendien verbeteren zij en verklaren zij waarom het precies zo moet (heel kort!).

  • één prent uitkiezen en zoeken naar de prent die er juist voor komt en deze die er juist na komt;
  • de prenten worden uitgedeeld aan de kleuters en de overblijvende kleuters (zonder prenten) plaatsen hun klasgenoten (met prenten) in de juiste chronologische volgorde;
  • de prenten worden uitgedeeld aan de kleuters en de kleuters (met de prenten) plaatsen zichzelf in de juiste volgorde.

In de laatste drie gevallen worden de prenten, onder begeleiding van de KL terug in de juiste volgorde geplaatst (niet “uitspinnen”, het moet speels kunnen gebeuren).