MR9 Oefeningen

Oefening 1

Je kleuters gaan voor de eerste maal samen naar het zwembad. Dit is altijd een spannend moment en je wil de kleuters dan ook gerust stellen door aan te tonen dat “het zwembad minder diep is dan de kleinste kleuter”.

  • Welke grootheid zal je moeten meten? 
  • Hoe pak je dit concreet aan?
    Geef telkens weer welke fase van het meetproces je gebruikt.
  • Situeer je mogelijkheden binnen het leerplan.

Het zwembad heeft zelf een constructie bedacht om te beletten dat grotere kleuters in het peuterbadje gaan. Bij het peuterbadje is er een kleine deuropening gemaakt: wie hieronder kan passeren, mag in het peuterbad.

  • Welke stap in het meetproces is dit? (voluit schrijven = niet enkel het nummer)  Leg uit waarom.

Oplossing

Oefening 2

oefening2meten

  • Rond welke grootheid wordt hier gewerkt?
  • In deze opdracht wordt er kwalitatief / kwantitatief gemeten (schrap wat niet past).  Leg uit waarom in eigen woorden.
  • In welke stap van het meetproces kan je deze oefening situeren? (voluit schrijven = niet enkel het nummer)
  • Stel dat meester Johannes aan zijn kleuters vraagt om zone B en E te vergelijken. Welk probleem zal zich voordoen? Beschrijf zo concreet mogelijk hoe je dit probleem kunt oplossen.
  • Bij de vergelijking tussen zone A en D zullen vele kleuters schatten dat zone A groter is dan zone D. Welk ontwikkelingspsychologisch begrip werd door die kleuters nog niet verworven? Koppel dit aan een leerplandoel.

Oplossing

Oefening 3

Het is prachtig weer buiten en meester Dries trekt met de kinderen naar buiten voor een waterploegenspel. Bedoeling is dat twee groepen kinderen via een hindernissenparcours zo veel mogelijk water overbrengen naar de andere kant.

Aan de finish staat voor elke ploeg een grote, ondoorzichtige, lege bak. Beide bakken zijn in alle opzichten identiek.

Uiteraard integreer je wiskundige initiatie (meten) in deze activiteit en wil je de kinderen zelf laten achterhalen wie er gewonnen heeft. De gevulde bakken aan de finish kunnen door het zware gewicht niet verplaatst worden.

  • Bedenk twee verschillende manieren hoe je de kinderen in stap 1 van het meetproces de winnaar kunt laten bepalen.
  • Rond welke grootheid wordt hier gewerkt?
  • Welke belangrijke attitude moet je bij kinderen stimuleren alvorens hen de meting te laten uitvoeren?

Oplossing

Probeer eerst zelf de oplossingen te bedenken. Scroll dan verder naar beneden om de oplossingen te lezen.

 

 

 

 

 

 

 

 


Oplossingen

Oefening 1

Je kleuters gaan voor de eerste maal samen naar het zwembad. Dit is altijd een spannend moment en je wil de kleuters dan ook gerust stellen door aan te tonen dat “het zwembad minder diep is dan de kleinste kleuter”.

  • Welke grootheid zal je moeten meten? 
    Lengte
    (Veel voorkomende fout = diepte -> diepte is geen grootheid, net als breedte, hoogte, …  De grootheid is lengte, met als maateenheid ‘meter’)
  • Hoe pak je dit concreet aan?
    Geef telkens weer welke fase van het meetproces je gebruikt.
    Hier zijn verschillende mogelijkheden juist: b.v. stok in water en aftekenen tot waar het water komt, zelf met badpak in het water gaan of touw met gewicht en zien tot waar het water komt, …  en dit vergelijken met de hoogte tot aan de kin (!) van kleuter (=fase 1).  Stap 3 kan ook als je werkt met een zelfgekozen maateenheid: b.v. aantal streepjes op een meetstok (op gelijke afstanden) of grote, zware (identieke) blokken.  Stap 4 zou met een kleinere maateenheid werken (onderverdeling in streepjes of kleinere blokken erbij).
  • Situeer je mogelijkheden binnen het leerplan.
    Fase 1: MR1 (MR 6 kan ook als er meerdere voorwerpen/personen vergeleken worden)
    Fase 3: MR 7 of MR8
    Fase 4: MR11

Het zwembad heeft zelf een constructie bedacht om te beletten dat grotere kleuters in het peuterbadje gaan. Bij het peuterbadje is er een kleine deuropening gemaakt: wie hieronder kan passeren, mag in het peuterbad.

  • Welke stap in het meetproces is dit? (voluit schrijven = niet enkel het nummer)  Leg uit waarom.
    Stap 2: er wordt een indeling gemaakt op basis van een referentie (de hoogte van de deuropening).  Zo ontstaat er een groep van kleine kinderen en grote kinderen.

Oefening 2

oefening2meten

 

  • Rond welke grootheid wordt hier gewerkt?
    Oppervlakte (hier wordt vaak lengte als fout antwoord gegeven)
  • In deze opdracht wordt er kwalitatief / kwantitatief gemeten (schrap wat niet past).  Leg uit waarom in eigen woorden. Kwantitatief meten: het meetresultaat wordt uitgedrukt in een aantal keren een maat, hier een handdoek.
  • In welke stap van het meetproces kan je deze oefening situeren? (voluit schrijven = niet enkel het nummer) Stap 3
  • Stel dat meester Johannes aan zijn kleuters vraagt om zone B en E te vergelijken. Welk probleem zal zich voordoen? Beschrijf zo concreet mogelijk hoe je dit probleem kunt oplossen.  Zone E meten zal als resultaat een te groot aantal opleveren: 10 handdoeken.  Kinderen hebben wellicht nog geen getalbegrip tot 10 en kunnen dus moeite hebben om 5 met 10 te vergelijken.  Je kunt werken met een notatiesysteem (b.v. aantal handdoeken inkleuren) waarbij je via 1-1-relatie kunt gaan vergelijken.
  • Bij de vergelijking tussen zone A en D zullen vele kleuters schatten dat zone A groter is dan zone D. Welk ontwikkelingspsychologisch begrip werd door die kleuters nog niet verworven? Koppel dit aan een leerplandoel.  Conservatiebegrip van oppervlakte (altijd concreter benoemen – enkel conservatie is niet voldoende).  Leerplandoel = MR3

Oefening 3

Het is prachtig weer buiten en meester Dries trekt met de kinderen naar buiten voor een waterploegenspel. Bedoeling is dat twee groepen kinderen via een hindernissenparcours zo veel mogelijk water overbrengen naar de andere kant.

Aan de finish staat voor elke ploeg een grote, ondoorzichtige, lege bak. Beide bakken zijn in alle opzichten identiek.

Uiteraard integreer je wiskundige initiatie (meten) in deze activiteit en wil je de kinderen zelf laten achterhalen wie er gewonnen heeft. De gevulde bakken aan de finish kunnen door het zware gewicht niet verplaatst worden.

  • Bedenk twee verschillende manieren hoe je de kinderen in stap 1 van het meetproces de winnaar kunt laten bepalen.
    (Meerdere oplossingen zijn mogelijk) B.v. twee touwen met gewicht in het water laten zakken en met gekleurd lintje aanduiden hoe ver het komt of touw afknippen net boven het water.  Of leeg scheppen van de bakken en overgieten in doorzichtige, identieke recipiënten.
  • Rond welke grootheid wordt hier gewerkt?  Inhoud
  • Welke belangrijke attitude moet je bij kinderen stimuleren alvorens hen de meting te laten uitvoeren?  Schatten

Bewaren