Deze doelstellingen zijn bedoeld voor de studenten kleuteronderwijs Arteveldehogeschool. Ze geven een beeld van wat verwacht wordt voor het examen. Toch is het ook voor anderen een handig overzicht van termen en activiteiten rond dit onderwerp.
Je moet in staat zijn om …
- volgende begrippen uit te leggen in eigen woorden, te herkennen in beschreven contexten of observaties van kinderen en te illustreren met (eigen) voorbeelden:
– driedimensionale en tweedimensionale ruimte;
– werkelijke ruimte, verkleinde ruimte, afgebeelde ruimte, abstracte ruimte;
– positie, richting, afstand
– ruimtelijke oriëntatie, ruimtelijke relaties;
– kennis van het eigen lichaam, kind in de ruimte, concreet ruimtelijke situaties, schematisch ruimtelijke situaties;
– gezichtswaarneming, kleine verschillen, tekendictee, perspectief met flanelbordfiguren of pictogrammen;
– referentiepunten, fundamentele en secundaire fouten
– gerichte en niet gerichte voorwerpen - uit te leggen waarom ruimtebegrippen relatieve begrippen zijn en in staat zijn die relativiteit bij kleuters te laten ervaren.
- te Illustreren hoe je kleuters concreet ruimtebegrippen gaat uitleggen.
- vanuit de beginsituatie van de kleuters een gepaste activiteit rond ruimte uit te werken.
- opdrachten rond ruimteperceptie te verwerken in een aanbod van zelfstandige activiteiten.
- de ontwikkelstappen uit ZILL (van toepassing op kleuters) te begrijpen, te linken aan bovenstaande inhouden en activiteiten/observaties bij kleuters.