R4.3.2 Verkleinde ruimte

Door zijn speelgoed is de kleuter zeker vertrouwd met dit soort situaties.  Ook hier zal het er op aankomen om de situaties zo correct mogelijk te verwoorden.

Het maken van maquettes tijdens een activiteit beeldende opvoeding is hier zeker een toepassing op.

  • De pop ligt in de poppenwieg.
  • Zet het bed op de tweede verdieping van het poppenhuis.
  • De rode auto’s staan op de bovenste verdieping van de (speelgoed)garage.
  • De trein rijdt door de tunnel (miniatuurspoorweg).

Binnen de cursus kan er rond dit item gestructureerd gewerkt worden binnen een activiteit “gezichtswaarneming”.

 

GEZICHTSWAARNEMING

 Omschrijving:

Een activiteit gezichtswaarneming kan zich zowel afspelen in de werkelijke ruimte als in de verkleinde ruimte.  Wanneer het echter om een gestructureerde aanpak in beperkte groep gaat zal men meestal voor het laatste kiezen.

Samen met de kleuters wordt er een tafereel opgebouwd, dit kan gebeuren door gebruik te maken van de passieve of de actieve kennis van de kleuters.

Naderhand worden er aan dat tafereel een aantal zaken veranderd, zonder dat de kleuters dit zien.

De kleuters worden uitgenodigd om die veranderingen te ontdekken en alles terug in de oorspronkelijke toestand te brengen.

 

Verloop van de speelleersituatie:

Wat hieronder beschreven staat speelt zich af in een verkleinde ruimte.  Er wordt een kamer van het poppenhuis bemeubeld.

Bij de voorbeelden zijn er ook moeilijke opdrachten, ter illustratie.  Uiteraard is vereenvoudigen altijd mogelijk.  Globaal gezien kan dit gebeuren door:

  • er voor te zorgen dat er vooraf al voorwerpen staan (deze kunnen dan fungeren als referentiepunten);
  • enkelvoudige opdrachten te geven;
  • eenvoudige begrippen te gebruiken.

 

Aanbrengen van het tafereel:

Naargelang het niveau van de kleuters kan men één van onderstaande basiswerkwijzen of combinaties ervan toepassen:

  • de leid-st-er plaatst de voorwerpen en verwoordt daarbij wat zij waar plaatst;
  • de kleuters plaatsen de voorwerpen volgens verbale opdracht van de leid-st-er;
  • de kleuters plaatsen de voorwerpen en verwoorden waar zij wat plaatsen.

In het uitgewerkte voorbeeld wordt verondersteld dat de kleuters alle gebruikte begrippen reeds voldoende kennen in de werkelijke ruimte (concrete ruimtelijke situaties).

 Het tafereel wordt dan ook volledig opgebouwd door de kleuters.  Zij voeren de opdrachten uit die de leid-st-er formuleert:

  • leg in het midden van de kamer een tapijt (1);
  • de kast zet je rechts tegen de muur achteraan (2);
  • het schilderij komt vooraan aan de linkermuur (3);
  • de tafel plaats je in het midden van het tapijt (4);
  • achteraan rechts op de tafel leg je het sierkleedje (5);
  • de plant staat achteraan, tegen de linkermuur (6);
  • de klok hangt aan de muur achteraan (7);
  • links vooraan op de tafel ligt een tekening (8);
  • onder de tafel ligt een bal (9);
  • de kom staat op het sierkleedje (10).

 

Het resultaat zie je hieronder getekend.  De nummers op de tekening verwijzen naar bovenstaande opdrachten.

Inoefenen van de gebruikte begrippen

Fundamenteel komt het er op neer dat er aan het opgebouwde tafereel wijzigingen worden aangebracht, terwijl de kleuters niet kijken.  Dit kan gebeuren door de leid-st-er of een kleuter.

Achteraf moeten de kleuters:

  • de wijziging(en) ontdekken;
  • verwoorden wat er gewijzigd is;
  • de oorspronkelijke toestand herstellen.

 Het verwoorden door de kleuters is hierbij zeer belangrijk.

Hieronder zie je een aantal mogelijkheden.