T5.1 Omschrijving

Een tijdstip is geen grootheid.  Een tijdstip kan men dus niet meten (zie definitie meten).  Men kan echter op elk moment bepalen waar men zich precies bevindt in de tijd.  Een tijdstip wordt dus bepaald, niet gemeten.

Voorbeeld:

  • zondag, 1999-03-22, 17:34:10,6 (wetenschappelijke notatie);
  • zondag, 22 maart 1999, 17.34 uur (in een tekst).

Om een tijdstip nauwkeurig te kunnen bepalen moet men rekening houden met de tijdsindeling.  Onze tijdsindeling steunt op de Gregoriaanse kalender.

Eén uur telt zestig opeenvolgende minuten.  Eén minuut telt zestig opeenvolgende seconden.
De wetenschappelijke notatie gebeurt volgens “hh:mm:ss,s(s)”, bij de gewone notatie vermeldt men de seconden niet (tenzij men alles voluit schrijft).

Eén dag telt vierentwintig opeenvolgende uren, van 0 tot 24 uur.  Een dag wordt onderverdeeld in dag (als het klaar is) en nacht (als het donker is).
Om 0 uur is het middernacht, om 12 uur is het middag.
Tussen 0 uur en 12 uur ligt de voormiddag, het eerste deel ervan is de ochtend (geen vaste uurgrenzen).  Tussen 12 uur en 24 uur ligt de namiddag, het laatste deel ervan is de avond (geen vaste uurgrenzen).

  •  9.30 uur is halftien in de ochtend (‘s morgens), soms aangeduid door 9.30 AM.
  • 21.30 uur is halftien ‘s avonds, soms aangeduid door 9.30 PM.
  • 2 uur is twee uur ‘s morgens, soms aangeduid door 2.00 AM.
  • 14 uur is twee uur in de namiddag, soms aangeduid door 2.00 PM.

De opeenvolgende dagen van de week zijn: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag.  De eerste dag van de week kan verschillen naargelang de cultuur, bij ons is dat maandag.

De opeenvolgende maanden in een jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.

Een blijvend discussiepunt is de eeuw.  Iedereen is het er over eens dat een eeuw honderd jaren telt.  De discussie gaat om het begin en het einde.
Officieel begint de eenentwintigste eeuw op 1 januari 2001 en eindigt op 31 december 2100.
Het “onlogische” zit in de tegenstrijdige opvattingen over een “eeuwjaar”.  Taalkundig is een eeuwjaar het jaar waarin een nieuwe eeuw begint (1901?).  Bij de omschrijving van een schrikkeljaar vindt men dat er geen schrikkeljaar is bij de eeuwjaren die niet deelbaar zijn door vierhonderd (1900?).  Bij dit laatste eindigt een ‘eeuwjaar’ dus altijd op ‘00’.