R1 Inleiding

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het ruimtebegrip geen innerlijk gegeven is maar progressief moet worden opgebouwd, terwijl het daarenboven aan bepaalde ontwikkelingsstadia onderhevig is.

Aanvankelijk leeft het kind in een staat van verwarring wat ruimte betreft.  De kleuter bekommert zich nog niet om verhoudingen, richtingen en afstanden.

Bij de kleuter is de ruimte nog niet uitgegroeid tot een neutraal milieu waarin:

  • zich objecten bevinden;
  • men zich kan bewegen of ergens verplaatsen;
  • men voorwerpen kan lokaliseren in termen van richting, afstand en plaats zonder rechtstreekse verwijzing naar het eigen lichaam.

Dit houdt in dat het verwerven van ruimtelijke begrippen begint met de kennis van het eigen lichaam.  Een kleuter zal alles wat ruimte betreft eerst moeten ervaren met zijn eigen lichaam.  Wat wij in dit deel van de cursus behandelen zal dus onmiddellijk aansluiten bij inhouden uit de cursus bewegingsopvoeding.