MR7.2 Gewicht

In dit artikel uit Kleuters & ik vind je nog wat nuttige informatie rond wegen in de kleuterklas: klik hier.  Je vindt er ook de drie soorten balansen: staande balans, hangende balans (b.v. met kleerhanger) en rekbalans (met veer die uitrekt).

Rond wegen kan je werken in de winkelhoek of bij bereidingen.

Fase 1:

  • Leg een gewicht in de ene schaal van de balans en leg zo veel materiaal in de andere schaal totdat de balans in evenwicht staat.
  • Leg in beide schalen een voorwerp en kijk welke het zwaarste doorweegt.

Fase 2:
Maak twee categorieën (zware dozen en lichte dozen).  Leg een referentiegewicht in de ene schaal van de weegschaal.  Leg de dozen één voor één in de andere schaal.  Weegt de doos meer dan het referentiegewicht, dan mag hij bij de categorie zware dozen.  Weegt de doos minder dan het referentiegewicht, dan mag hij bij de categorie lichte dozen.

Fase 3:
Je gebruikt een zelfgekozen maat (b.v. knikkers).  De kinderen kunnen 10 knikkers appelen kopen (10 knikkers in de ene schaal en appels bijvullen in de andere schaal totdat ze in evenwicht is).

Wil je weten welk voorwerp het zwaarst is?  Dan kan je ook wegen hoeveel knikkers voorwerp 1 weegt.  En dan wegen hoeveel knikkers voorwerp 2 weegt.  Vergelijk dan de twee aantallen (b.v. 6 knikkers versus 4 knikkers).

Fase 4:
om nog meer nauwkeurig te meten kan je een tweede kleinere maat gebruiken.  Het meetresultaat klinkt dan: “mijn voorwerp weegt 6 knikkers en 3 dopjes”.

Fase 5 en 6: je leest de weegschaal af en gebruikt de gekende gewichtsmaten zoals kilo(gram).